Verzorgingsvruchtgebruik mogelijk op geldvorderingen die opeisbaar worden als gevolg van opeisbaarheidsgrond in testament
Als een gehuwde overlijdt en in zijn testament niet van de wettelijke regeling is afgeweken, bepaalt de wet dat zijn nalatenschap wordt verdeeld volgens de wettelijke verdeling (art. 4:13 BW). De echtgenoot verkrijgt alle goederen van de nalatenschap onder de verplichting om de schulden van de nalatenschap voor zijn rekening te nemen. De kinderen van de overledene krijgen een geldvordering op de echtgenoot ter grootte van hun erfdeel. Deze geldvordering is volgens de wettelijke regeling pas opeisbaar als de echtgenoot failliet gaat, in de schuldsanering belandt of overlijdt. In zijn testament kan de erflater bepalen dat de geldvordering ook in andere gevallen opeisbaar wordt, bijvoorbeeld bij hertrouwen, verhuizen naar het buitenland of verstrijking van een bepaalde tijd. In die gevallen kan een verzorgingsvruchtgebruik worden gevestigd op de geldvordering ten behoeve van de langstlevende.
Andere wettelijke rechten
Ongeacht hetgeen de erflater heeft bepaald, komen aan de langstlevende echtgenoot een aantal wettelijke rechten toe die betrekking hebben op het verzorgd achterlaten (afdeling 4.3.2 BW). Een van deze rechten betreft het voortgezet gebruik van de woning en de inboedel waarin de langstlevende heeft gewoond tot het overlijden van erflater (art. 4:29 BW).
De erfgenamen zijn verder verplicht mee te werken aan de vestiging van een vruchtgebruik op andere goederen van de nalatenschap van de erflater dan de woning en inboedel, indien de echtgenoot dit gelet op zijn verzorgingsbehoefte terecht verlangt (art. 4:30 BW).
Dit zogenoemde verzorgingsvruchtgebruik kan ook worden gevestigd op een hierboven bedoelde geldvordering van de kinderen zodra deze opeisbaar wordt, als gevolg van vervulling van een door de erflater in zijn testament geformuleerde opeisbaarheidsgrond.
Termijn verzoeken vestiging verzorgingsvruchtgebruik
De termijn om te verzoeken om vestiging van dit verzorgingsvruchtgebruik begint te lopen op het moment dat de geldvordering van de kinderen opeisbaar is geworden. De echtgenoot heeft dan maximaal één jaar de tijd om aanspraak te maken op het verzorgingsvruchtgebruik. Heeft de echtgenoot op tijd aanspraak gemaakt, dan ontstaan een rechtsvordering tot vestiging van het vruchtgebruik. Deze rechtsvordering verjaart na één jaar en drie maanden.
Voorbeeld
Het bovenstaande kan aan de hand van het volgende worden geïllustreerd. Een erflater heeft bepaald dat de geldvorderingen van de kinderen opeisbaar worden als de voormalig echtelijke woning wordt verkocht. Op het moment dat de echtgenoot de woning verkoopt, kunnen de kinderen hun geldvordering opeisen. De echtgenoot kan dan verlangen dat op deze geldvordering een vruchtgebruik ten behoeve van hem of haar wordt gevestigd.
Zie voor een voorbeeld uit de rechtspraak Hoge Raad van 11 januari 2013, nr 11/05257, ECLI:NL:HR:2013:BX9831.
Het is van belang om de langstlevende echtgenoot bij de afwikkeling van de nalatenschap, of zoals in het voorbeeld op het moment van verkoop van de woning te wijzen op de mogelijkheid van het verzorgingsvruchtgebruik.
Of daadwerkelijk een recht van vruchtgebruik kan worden gevestigd is afhankelijk van de verzorgingsbehoefte van de echtgenoot op het moment dat de geldvordering opeisbaar wordt.
Praktijkopleiding Erfrecht voor Advocaten
FBN Juristen organiseert in de maanden oktober en november 2014 een vierdaagse, praktijkgerichte opleiding 'Erfrecht voor advocaten', gericht op advocaten die in de praktijk regelmatig te maken hebben met erfrechtelijke kwesties en in een kort bestek hun kennis willen opfrissen en verdiepen. In de bijeenkomsten wordt niet alleen aandacht besteed aan het materiële erfrecht (zoals bijvoorbeeld het onderwerp hierboven), maar krijgt u vooral ook veel tips en tricks hoe de zaken (procesrechtelijk) aan te pakken en af te wikkelen. Lees meer