Schenkvrijstelling eigen woning: toepassingsbereik en de wettelijke gemeenschap van goederen
Ouders kunnen eenmalig aan hun kind € 103.643 vrijgesteld schenken (cijfers 2020), mits dit bedrag wordt gebruikt voor de eigen woning en wordt voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de schenkvrijstelling eigen woning. In november 2018 is een beleidsbesluit gepubliceerd met daarin een aantal goedkeuringen, waardoor het toepassingsbereik van de verhoogde schenkvrijstelling eigen woning is verhelderd. Bij een gezamenlijke aankoop van een eigen woning, waarbij de inbreng van eigen vermogen van partners verschilt vanwege het feit dat één van de partners een dergelijke schenking heeft ontvangen voor aanschaf van de woning, is het verstandig een draagplichtovereenkomst op te stellen.
Schenkvrijstelling eigen woning
Ouders kunnen jaarlijks vrij van schenkbelasting € 5.515 schenken aan een kind (art. 33 sub 5 SW).
In één kalenderjaar kan dit bedrag worden verhoogd tot een bedrag van € 103.643 (cijfers 2020), mits dit bedrag wordt gebruikt voor de eigen woning en wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor toepassing van de verhoogde schenkvrijstelling eigen woning.
Een belangrijke voorwaarde die de wet stelt aan een beroep op de vrijstelling, is dat de schenking onvoorwaardelijk moet zijn. De enige voorwaarde die wel is toegestaan, is dat de schenking wordt gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat de schenking vervalt voor zover het geschonken bedrag niet conform de voorwaarden voor de vrijstelling is besteed ten behoeve van een eigen woning. In het kader van de toepassing van deze schenkvrijstelling wordt de uitsluitingsclausule niet als voorwaarde gezien.
Behalve in de relatie ouder-kind, kan ook een beroep op de verhoogde schenkvrijstelling eigen woning worden gedaan als een schenking voor de eigen woning wordt ontvangen van een willekeurige derde. Denk bijvoorbeeld aan een schenking van een oma/opa of oom/tante.
Om de vrijstelling in te roepen moet op de verhoogde vrijstelling in de aangifte schenkbelasting een beroep worden gedaan.
Vereiste van besteding aan de woning: ruime toepassing
Op welke wijze de verkrijger het bedrag besteedt aan de eigen woning is niet van belang. Hij kan een eigen woning verwerven, verbeteren of onderhouden, rechten afkopen, de eigenwoningschuld of restschuld aflossen dan wel een combinatie daarvan. De extra verhoogde vrijstelling geldt ook als de woning zelf wordt geschonken, of als de woning wordt overgedragen tegen een schuldigerkenning van de koopsom, waarbij direct (een gedeelte van) de koopsom wordt kwijtgescholden.
In een besluit zijn diverse goedkeuringen opgenomen waar het gaat om de vraag of sprake is van een ‘schenking’ voor de eigen woning (besluit van 29 november 2018 (nr. 2018-194402, Stcrt. 2018, 68659). Hierin is onder andere goedgekeurd dat de verhoogde schenkvrijstelling ook kan worden toegepast in het geval een eigen woning wordt aangeschaft tegen een prijs die lager is dan de waarde in het economische verkeer en hierbij sprake is van een gift.
Verder kan een in het buitenland gelegen eigen woning doorgaans voor de vrijstelling kwalificeren. In het besluit is goedgekeurd dat de vrijstelling ook wordt verleend als de eigen woning van de verkrijger buiten Nederland is gelegen, mits dit een land is waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten waarin de uitwisseling van fiscale informatie is geregeld. Uiteraard moet de woning materieel voldoen aan de voorwaarden van een eigen woning in de zin van art. 3.111 lid 1 of lid 3 Wet IB 2001.
Als de verkrijger een deel van het geschonken bedrag niet aan de eigen woning besteedt, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de Inspecteur (art. 5 lid 2 UR S&E). Mogelijk valt dat gedeelte onder het bedrag van de eenmalig verhoogde vrijstelling van € 26.457, dat vrij mag worden besteed. Als het bedrag hoger is, zal alsnog schenkbelasting zijn verschuldigd over het meerdere.
Spreiding over meerdere kalenderjaren
Het is mogelijk de schenkvrijstelling voor de eigen woning te spreiden over drie kalenderjaren. Als in enig jaar een beroep wordt gedaan op de schenkvrijstelling voor de eigen woning, maar de vrijstelling in dat jaar slechts gedeeltelijk wordt benut, kunnen schenkingen van dezelfde schenker in de twee daaropvolgende kalenderjaren alsnog ten laste van het resterende deel van de verhoogde vrijstelling worden gebracht (art. 33a lid 2 SW). Ook in de jaren dat de aanvullende bedragen geschonken worden, moet de verkrijger (of diens partner) ten tijde van de (nadere) verkrijging voldoen aan de leeftijdseis. Als in het eerste kalenderjaar een beroep is gedaan op de schenkvrijstelling voor de eigen woning, maar deze niet volledig wordt benut, vindt automatisch spreiding plaats als in het volgende kalenderjaar weer wordt geschonken.
De verkrijger moet het geschonken bedrag hebben besteed in het jaar van de schenking of in de twee direct daaropvolgende kalenderjaren. Op het moment van besteding mag de verkrijger ouder zijn dan 40 jaar.
De leeftijdsvoorwaarde
Op het moment van de schenking moet de verkrijger de leeftijd hebben tussen 18 en 40 jaar. Op grond van art. 33a SW, jo art. 5 uitv.reg. S & E, moet het bedrag van de schenking vóór de 40ste verjaardag van de verkrijger zijn geschonken en overgemaakt. De schenking moet worden besteed binnen twee jaar na het jaar van de verkrijging en mag dus worden besteed na het bereiken van de 40ste verjaardag (art. 5, sub b ten 2o UR S&E).
In het hierboven genoemde besluit uit 2018 is goedgekeurd dat de schenking nog op de dag van de 40ste verjaardag mag plaatsvinden. Voor de berekening van de verschuldigde schenkbelasting worden partners voor de Successiewet als één en dezelfde persoon aangemerkt (art. 26 SW). Op grond van het besluit kan de eenmalige verhoogde vrijstelling eveneens worden toegepast, als niet de verkrijger maar wel zijn partner voldoet aan het leeftijdsvereiste. Deze goedkeuring geldt ook als de schenking plaatsvindt op de dag waarop de partner 40 jaar oud wordt.
Voorbeeld 1
In 2020 schenkt X € 103.643 aan zijn neef Y (41 jaar oud) ten behoeve van zijn eigen woning. Y heeft een partner die op dat moment 39 jaar oud is. In de aangifte schenkbelasting doet Y een beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling van art. 33 onderdeel 7° SW. Y voldoet niet aan het leeftijdsvereiste, maar aan de overige voorwaarden van de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning wordt wel voldaan. De vrijstelling kan in dit geval op grond van de goedkeuring worden toegepast, omdat de partner van Y op het tijdstip van de schenking tussen 18 en 40 jaar oud is.
Let wel dat de partner van neef Y niet zelf al een schenking van X mag hebben ontvangen, omdat de neef en diens partner als één verkrijger worden gezien op grond van art. 26 SW; de vrijstelling zou in dat geval dus al zou zijn toegepast.
Voorbeeld 2
In 2019 heeft M € 80.000 geschonken aan haar dochter C (ten behoeve van haar eigen woning). In de aangifte schenkbelasting heeft C een beroep gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling van art. 33 onderdeel 5° onder c SW. In januari 2020 is C 40 jaar geworden. In mei 2020 schenkt M nogmaals aan C € 20.000 ten behoeve van de eigen woning. C heeft een partner die op dat moment 38 jaar oud is. Omdat haar partner jonger is dan 40 jaar, kan C voor het leeftijdsvereiste een beroep doen op de goedkeuring. Als aan de overige voorwaarden van art. 33 onderdeel 5° onder c SW wordt voldaan, kan C voor de schenking in 2020 beroep doen op het onbenutte gedeelte van deze vrijstelling ten behoeve van een eigen woning (artikel 33a lid 2 SW).
Inbreng eigen vermogen van één partner bij aankoop woning gevolgd door huwelijk: aandacht vereist!
De schenkvrijstelling eigen woning wordt vaak ingezet in situaties waarin een kind een woning wil kopen, maar zelf over onvoldoende eigen vermogen beschikt om te kunnen inbrengen bij de aankoop. Ouders springen dan bij, en schenken aan hun eigen kind, onder een uitsluitingsclausule, een bedrag ten behoeve van aankoop van een eigen woning door het kind en diens partner.
Hierdoor ontstaat een situatie die nadere aandacht behoeft, hetgeen wordt verduidelijkt aan de hand van onderstaande casus.
Casus (uitgegaan wordt van gelijkblijvende waarde van de woning)
In 2017 hebben Frans (27 jaar) en Maria (28 jaar) samen een eigen woning gekocht voor € 250.000 en hebben hiervoor samen een hypothecaire lening voor € 150.000 afgesloten. Daarnaast is € 100.000 uit het privévermogen van Maria aangewend. Dit vermogen hebben haar ouders in 2017 aan haar geschonken onder uitsluitingsclausule voor de aanschaf van die woning en zij heeft hiervoor de verhoogde schenkvrijstelling gebruikt van destijds € 100.000. De gehele schenking van € 100.000 is gebruikt voor de aankoop, zodat Frans een schuld (vergoedingsverplichting) heeft aan Maria van € 50.000. Omdat zij in 2017 niet getrouwd waren, geldt voor hen niet de economische deelgerechtigdheid van art. 1:87 BW. Frans heeft dus een schuld van € 50.000 aan Maria en samen met Maria een schuld aan de bank van € 150.000, dus in totaal € 125.000 (conform de waarde van de ½ woning). Zij willen in de zomer van 2020 trouwen zonder het maken van huwelijkse voorwaarden. Zij vragen zich af, wat de gevolgen zijn van hun huwelijk voor de eigen woning en de schenking die Maria heeft ontvangen.
Als zij in 2020 trouwen in wettelijke gemeenschap van goederen vallen de woning, de gemeenschappelijke schuld voor de woning en de schuld die Frans aan Maria heeft voor de woning in de beperkte gemeenschap van goederen. In de gemeenschap valt dus de woning van € 250.000, de schuld aan de bank van € 150.000 en de schuld van € 50.000 aan Maria, dus in totaal € 200.000 schuld. Het positieve saldo van de beperkte gemeenschap van goederen is € 50.000. Hiertoe zijn Frans en Maria ieder voor € 25.000 gerechtigd. Daarnaast heeft Maria een vordering op de huwelijksgemeenschap van € 50.000. Door het huwelijk ontstaat dus een vermogensverschuiving van Maria naar Frans van € 25.000!
Ook als Frans en Maria in 2017 voor ongelijke delen (bijvoorbeeld 40%:60%) de woning hadden gekocht, ontstaat bij een huwelijk in 2020 een vermogensverschuiving, aangezien de gezamenlijke woning in de gemeenschap van goederen valt, waarin zij ieder voor 50% gerechtigd zijn.
Een dergelijke vermogensverschuiving kan alleen worden voorkomen door voorafgaand aan het huwelijk huwelijksvoorwaarden te maken. Hierbij kan bijvoorbeeld iedere gemeenschap van goederen worden uitgesloten, of slechts de eigen woning buiten de gemeenschap worden gehouden.