Reprises die niet uit de huwelijksgemeenschap kunnen worden voldaan: is verhaal op het privévermogen van de andere echtgenoot mogelijk?
Let op: dit bericht is onderdeel van ELN: E-learning voor het notariaat. Wilt u ook elke week een verdiept onderwerp in uw mailbox ontvangen? Meld u hier aan voor een (proef)abonnement!
Een vergoedingsrecht van een echtgenoot op de gemeenschap, een reprise, wordt voldaan uit de gemeenschap. Beide echtgenoten dragen ieder de helft van het vergoedingsrecht, ook in het geval de omvang van de gemeenschap niet toereikend is en een tekort ontstaat. Deze ELN gaat in op de vraag of in dat geval de vergoedingsgerechtigde echtgenoot de helft van het tekort kan verhalen op het privévermogen van de andere echtgenoot.
Vergoedingsrechten algemeen
Met ingang van 1 januari 2018 kent het huwelijksvermogensrecht een wettelijke beperkte gemeenschap van goederen. Hiermee is het belang van vergoedingsrechten groter geworden. Er zal immers bij de echtgenoten eerder sprake zijn van privévermogen en dit zal vaak groter in omvang zijn dan voorheen bij de wettelijke gemeenschap van goederen die gold tot en met 31 december 2017. De regeling omtrent vergoedingsrechten is met de invoering van de wettelijke beperkte gemeenschap niet gewijzigd, behalve dat sommige bepalingen zijn vernummerd. In deze ELN wordt verwezen naar de wettekst zoals die geldt vanaf 1 januari 2018.
Vergoedingsrechten kunnen ontstaan doordat een goed tot de gemeenschap gaat behoren en een echtgenoot bij de verkrijging hiervan uit zijn eigen vermogen aan de tegenprestatie heeft bijgedragen (art. 1:95 lid 2 BW). Het beloop van dit vergoedingsrecht wordt overeenkomstig art. 1:87 lid 2 en 3 BW bepaald. Kort gezegd houdt dit in dat de vergoedingsverplichting afhankelijk is van de waarde van het onderliggende goed. Deze berekeningswijze wordt vaak aangeduid als de ‘beleggingsleer’ of ‘economische deelgerechtigheid’. De invloed van de verandering van de waarde van het goed heeft mede tot gevolg dat, bij waardedaling, de vergoeding lager kan zijn dan de nominale waarde, uitgezonderd de gevallen genoemd in art. 1:87 lid 3 BW.
Echtgenoten kunnen bij overeenkomst afwijken van de hoofdregel dat een vergoedingsrecht wordt berekend overeenkomstig het hiervoor aangeduide systeem (art. 1:87 lid 4 BW). Een dergelijke overeenkomst is vormvrij en hoeft dus niet noodzakelijk in een notariële akte te worden vastgelegd. Zelfs een mondelinge overeenkomst is geldig. Een op schrift gestelde overeenkomst is om bewijstechnische redenen uiteraard wel aanbevolen.
Verhaal van reprises
Een vergoedingsrecht van een echtgenoot op de gemeenschap wordt ‘reprise’ genoemd. Indien de huwelijksgemeenschap van voldoende omvang is, wordt het vergoedingsrecht volledig uit de gemeenschap voldaan (zie ook HR 4 mei 2007, nr C06/013HR, ECLI:NL:HR:2007:AZ7904). Beide echtgenoten dragen het vergoedingsrecht, omdat het ten laste van de gemeenschap komt. De vraag is echter of hetzelfde geldt als de huwelijksgemeenschap onvoldoende omvang heeft om het vergoedingsrecht te voldoen. Kan in dat geval verhaal worden genomen op het privévermogen van de echtgenoot van de vergoedingsgerechtigde voor de helft van het tekort? Het antwoord op deze vraag wordt hieronder uitgewerkt aan de hand van een drietal arresten.
HR 13 januari 2006: wel verhaal op privévermogen van andere echtgenoot
Allereerst wordt aandacht besteed aan het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 2006 (nr C04/122HR, ECLI:NL:HR:2006:AU2399). In deze zaak bestond tussen de echtgenoten een gemeenschap van vruchten en inkomsten, waarop art. 1:95 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing is art 1:122 BW (oud)). Tot het privévermogen van de vrouw behoorden onder meer gronden, die vervolgens werden verkocht. De opbrengsten hiervan werden gestort op een tot de gemeenschap van vruchten en inkomsten behorende bankrekening. Hierdoor ontstond voor de vrouw een vergoedingsrecht op de gemeenschap. De omvang van de gemeenschap bleek echter onvoldoende om de reprise van de vrouw volledig te voldoen. Na de echtscheiding was tussen de ex-echtgenoten in geschil of de man aansprakelijk was voor de helft van dit tekort. De Hoge Raad oordeelt dat:
‘een (voormalige) echtgenoot die een vordering tot terugneming (reprise) uit de gemeenschap van hem toekomende goederen heeft en die vordering, wegens een ontoereikend gemeenschapsvermogen, niet of slechts gedeeltelijk kan verhalen op de gemeenschap, de helft van hetgeen hij niet op de gemeenschap heeft kunnen verhalen, kan verhalen op het privé-vermogen van de andere (voormalige) echtgenoot’ (r.o. 3.4.9).
De vergoedingsgerechtigde echtgenoot kan zich – volgens deze uitspraak van de Hoge Raad – dus verhalen op het privévermogen van de andere echtgenoot voor de helft van het tekort.
HR 19 oktober 2012: geen verhaal op privévermogen van andere echtgenoot
In zijn arrest van 19 oktober 2012 (nr 11/05084, ECLI:NL:HR:2012:BX:5576) komt de Hoge Raad daarentegen tot een ander oordeel. De feiten in deze casus waren als volgt: M en V waren gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen. Na ontbinding van het huwelijk door echtscheiding bestaat tussen M en V een geschil over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap: op welk bedrag kon M aanspraak maken in verband met zijn investeringen in de echtelijke woning? De man had met privévermogen (verkregen uit een erfenis waarop een uitsluitingsclausule van toepassing was) een aanzienlijk bedrag geïnvesteerd in verbeteringen aan de echtelijke woning, die behoorde tot de huwelijksgemeenschap. De Hoge Raad oordeelde dat een betaling door een echtgenoot uit diens privévermogen ten behoeve van de huwelijksgoederengemeenschap kan leiden tot een vordering ter hoogte van die betaling van die echtgenoot op de gemeenschap, maar niet tot een zodanige vordering van die echtgenoot op de andere echtgenoot.
HR 15 september 2017: wel verhaal op privévermogen van andere echtgenoot
In zijn arrest van 15 september 2017 (nr 16/05681, ECLI:NL:HR:2017:2385) bevestigt de Hoge Raad zijn eerdere uitspraak van 13 januari 2006. Aan het arrest van de Hoge Raad van 15 september 2017 lag de volgende casus ten grondslag: partijen waren in 2000 met elkaar gehuwd en het Marokkaanse huwelijksvermogensrecht was van toepassing. In 2010 werd het Nederlandse recht van toepassing op hun huwelijksvermogensregime. Het Marokkaanse recht was gedurende de eerste tien jaren van het huwelijk van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen en na het verstrijken van die periode is het Nederlandse recht van toepassing geworden op hun huwelijksvermogensregime. In 2007 kreeg de vrouw een vordering uit hoofde van een schadevergoeding. Omdat het Marokkaanse recht geen gemeenschap van goederen kent, viel deze vordering in het privévermogen van de vrouw. In 2011, toen het Nederlandse huwelijksvermogensrecht van toepassing was en tussen de echtgenoten een huwelijksgemeenschap bestond, werd de schadevergoeding uitgekeerd. Hierdoor kreeg de vrouw een vergoedingsvordering op de gemeenschap. Nadat de echtscheiding tussen partijen was uitgesproken, bleek dat de omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap onvoldoende was om deze vergoedingsvordering te voldoen. De Hoge Raad beslist onder verwijzing naar het hiervoor genoemde arrest van 13 januari 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AU2399):
‘nu zij die vordering, wegens een ontoereikend gemeenschapsvermogen, niet kan verhalen op de gemeenschap, kan zij de helft van hetgeen zij niet op de gemeenschap heeft kunnen verhalen, verhalen op het privévermogen van de man.’
Voor de helft van het tekort is verhaal mogelijk op het privévermogen van de andere echtgenoot.
Verhaal op privévermogen: is de omvang van de gemeenschap voldoende of onvoldoende?
Het verschil tussen de uitkomsten van enerzijds het arrest van 19 oktober 2012 en anderzijds de arresten van 13 januari 2006 en 15 september 2017 is niet het gevolg van het ‘omgaan’ van de Hoge Raad, maar wordt verklaard door de verschillende casus van de desbetreffende arresten van de Hoge Raad.
In het arrest van 19 oktober 2012 blijkt namelijk uit de bewoordingen van de Hoge Raad dat de reprise volledig verhaald kan worden op de gemeenschap: de reprise ‘kan leiden tot een vordering ter hoogte van die betaling van die echtgenoot op die gemeenschap’ (r.o. 3.3). De vergoedingsgerechtigde echtgenoot kan in dit geval dus geen verhaal nemen op het privévermogen van de andere echtgenoot.
In het arrest van 15 september 2017 staat daarentegen vast dat ‘er geen goederen zijn die als activa deel uitmaken van de ontbonden huwelijksgemeenschap’ (r.o. 3.2.2). Ook in het arrest van 13 januari 2006 was sprake van een ‘ontoereikend gemeenschapsvermogen’. Om die reden kan de vergoedingsgerechtigde echtgenoot zich wel verhalen op het privévermogen van de andere echtgenoot en wel voor de helft het resterende deel van het vergoedingsrecht dat niet uit de ontbonden huwelijksgemeenschap kan worden voldaan.
Let op: dit bericht is onderdeel van ELN: E-learning voor het notariaat. Wilt u ook elke week een verdiept onderwerp in uw mailbox ontvangen? Meld u hier aan voor een (proef)abonnement!