Misvattingen rondom het UBO-register
Het heeft even geduurd, maar begin april 2019 is het wetsvoorstel voor de implementatie van het UBO-register eindelijk ingediend. Als adviseur van vermogende ondernemers hoor ik veel misvattingen over dit register. Onderstaand zet ik een aantal uit onze dagelijkse praktijk op een rij:
Misvatting 1: Vermogenden zijn voortaan niet langer anoniem
Natuurlijk is met de komst van een UBO-register bekend wie de achterliggers van een BV zijn. Medio 2021 zal het register gevuld zijn en vanaf dan weten we semi-openbaar, op eenzelfde manier toegankelijk als het handelsregister, wie achter een BV schuilgaat. Of hij de vermelding in het UBO-register als vervelend ervaart, hangt natuurlijk van iedere UBO persoonlijk af. Ik denk echter dat de meeste UBO’s rustig verder kunnen slapen en er niets verandert. Doorgaans is immers toch wel bekend wie achter een bedrijf zit en ook de persoonlijke levensstandaard geeft vaak een indruk van iemands welstand en vermogen.
Misvatting 2: Vennootschappelijk vermogen is niet meer onbekend
Uiteraard resulteert het combineren van de UBO-informatie en de gedeponeerde jaarrekening tot bekendheid met de vermogensomvang. Het kennen van de ‘wie’ is echter niet interessant, zo lang de ‘wat’ onbekend blijft. Zeker vermogende aandeelhouders zullen steeds vaker gebruik maken van ‘privacy-entiteiten’ als commanditaire vennootschappen(CV) en fondsen voor gemene rekening (FGR). Beide entiteiten zijn, mits de participaties vrij verhandelbaar zijn, belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Echter in tegenstelling tot de BV hoeven een CV en FGR geen jaarrekening te deponeren waardoor de omvang van het vermogen niet bekend wordt. Het laatste jaar hoor ik bovendien steeds vaker van in Nederland actieve ‘privacy-entiteiten’ uit landen buiten de Europese Unie die geen UBO-register kennen. Met name de trustsector op Curaçao lijkt hierin geïnteresseerd te zijn. Zelf denk ik dat dit echter niet zo’n vaart zal lopen. De negatieve associaties die hiermee gepaard gaan, zal menig vermogende immers doen terugschrikken.
Misvatting 3: Fonds voor gemene rekening voorkomt UBO-registratie
Het fonds voor gemene rekening hoeft zich weliswaar niet in het handelsregister in te schrijven, maar dit zal wel gelden voor de UBO. In vervolg op het nu in te voeren register komt er namelijk een tweede UBO-register voor in Nederland actieve trusts en trust-achtige entiteiten waartoe ook het fonds voor gemene rekening wordt gerekend. Met het afzonderen van BV-vermogen naar een FGR koopt de vermogende DGA dan ook slechts een jaartje extra tijd. Bovendien is de UBO-definitie voor een trust veel ruimer dan die bij een BV en moeten alle betrokkenen tot aan protectors en benificiairies toe als UBO worden ingeschreven.
Misvatting 4: Minderjarigen komen niet in het UBO-register
Op zich is dit juist, want gelukkig is de mogelijkheid gecreëerd om informatie van minderjarigen af te schermen. Hoewel persoonlijke gegevens dan niet zichtbaar zijn, worden de aard en omvang van het gehouden belang wel vermeld waarmee de anonimiteit naar mijn idee toch beperkt is. Ingeval bijvoorbeeld de aandelen in bezit zijn van een ouder en zijn twee minderjarige kinderen, staat de ouder vermeld met een belang tussen de 25% en 50% en twee onbekende UBO’s met ieder een belang dat ook binnen deze bandbreedtes valt. Een nieuwsgierige kijker die maar een beetje logisch redeneert, kan wel raden wie de twee onbekenden zijn. Verder vindt de afscherming van minderjarigen alleen op verzoek plaats. Ik hoop dat de vormgevers van het register op dit punt over voldoende gezond verstand beschikken en de afscherming van minderjarigen de “standaard” te maken ter voorkoming dat straks voor elke minderjarige UBO (jaarlijks?) een verzoek moet worden ingediend.
Tot slot
Voor twee typen bedrijven voorzie ik dat de komst van het UBO-register tot een herstructurering van het aandelenbezit moet leiden:
1. Familiebedrijven waar in het kader van estate planning aandelen zijn overgedragen aan familieleden waar het brede publiek niet van mag weten dat deze bij het bedrijf zijn betrokken; en
2. Bedrijven waar in het kader van een overname met management en/of participatiemaatschappij specifieke financiële afspraken of zeggenschapsafspraken zijn gemaakt die voor de buitenwereld onbekend moeten blijven.
Belangrijk is om je hierbij te realiseren dat de definitie van UBO breed is vorm gegeven. Niet alleen meer dan 25% van de aandelen, maar ook meer dan 25% van de zeggenschap of de economische eigendom leidt al tot kwalificatie als UBO In dit verband verdienen dus soortaandelen en aandeelhoudersovereenkomsten met stemafspraken extra aandacht, zie de toelichting bij art. 3 Uitvoeringsbesluit Wwft 2018.