Rechtbank Noord-Holland: huwelijkse voorwaarden beginnen wel degelijk te werken ook al wordt het huwelijk pas 11 jaar later gesloten
De vraag of huwelijkse voorwaarden ook kunnen worden opgenomen in andere notariële akten – zoals een notarieel samenlevingscontract – houdt de notariële gemoederen bezig. Onlangs zijn in het WPNR diverse artikelen over dit onderwerp verschenen. Reijnen (WPNR 2018/7195), Schols (WPNR 2018/7211), Brinkman (WPNR 2019/7237) en De Jong (WPNR 2019/7237) beantwoorden de vraag of huwelijkse voorwaarden ook kunnen ‘meeliften’ in losse notariële akten bevestigend. Huijgen (WPNR 2019/7225 en zijn naschrift in WPNR 2019/7237) is daarentegen van mening dat huwelijkse voorwaarden moeten zijn opgenomen in een speciaal daartoe opgemaakte akte. Naar zijn oordeel vloeit uit art. 1:114 BW voort dat huwelijkse voorwaarden slechts kunnen worden gemaakt door echtgenoten (staande huwelijk) en aanstaande echtgenoten met het oog op een concreet voorgenomen huwelijk. Dit brengt volgens Huijgen mee dat huwelijkse voorwaarden niet ad hoc in diverse losse notariële akten kunnen worden opgenomen. Huwelijkse voorwaarden kunnen naar zijn mening bijvoorbeeld niet in een samenlevingsovereenkomst worden opgenomen, wanneer partijen niet aanstaande echtgenoten zijn maar (aanstaande) samenlevers. De visie van Huijgen wordt onderschreven door Stollenwerck (FTV 2019/7).
Interessant in het kader van deze discussie is de niet-gepubliceerde uitspraak van Rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2019 (nr C/15/270248 / HA ZA 18-98). Wat was het geval?
In 1999 hebben M en V een notariële akte van huwelijkse voorwaarden getekend. Deze huwelijkse voorwaarden houden een beperkte gemeenschap van goederen in. De huwelijkse voorwaarden zijn niet in het huwelijksgoederenregister ingeschreven. Ruim 11 jaar na het verlijden van deze akte, vindt de huwelijksvoltrekking tussen M en V plaats.
Het huwelijk tussen M en V eindigt ruim 5 jaar later door het overlijden van M. Bij de afwikkeling van zijn nalatenschap ontstaat tussen de erfgenamen discussie over het tussen M en V geldende huwelijksgoederenregime.
V stelt primair dat het de bedoeling van M en V was om ten tijde van de huwelijksvoltrekking in gemeenschap van goederen te huwen. De in 1999 bij notariële akte opgestelde huwelijkse voorwaarden moeten volgens haar buiten werking blijven, omdat deze niet in het huwelijksgoederenregister zijn ingeschreven en het destijds voorgenomen huwelijk niet is doorgezet.
De overige erfgenamen stellen zich op het standpunt dat ondanks het tijdsverloop, de in 1999 opgemaakte huwelijkse voorwaarden door de huwelijksvoltrekking in 2010 tussen M en V van kracht zijn geworden. De huwelijkse voorwaarden zijn bij notariële akte vastgelegd en voldoen daarmee aan de wettelijke voorschriften. Dat de huwelijkse voorwaarden niet in het huwelijksgoederenregister zijn ingeschreven, doet hier niet aan af.
Volgens de Rechtbank Noord-Holland zijn op grond van art. 1:117 lid 2 BW – dat van dwingend recht is – de in 1999 bij notariële akte opgemaakte huwelijkse voorwaarden in werking getreden op de dag van de huwelijksvoltrekking in 2010. M en V hebben namelijk voorafgaand aan hun huwelijk de in 1999 opgestelde huwelijkse voorwaarden niet formeel opgeheven. Dat sinds de notariële vastlegging van de voorwaarden een periode van 11 jaar is verstreken, doet daaraan niet af. De omstandigheid dat de huwelijkse voorwaarden niet zijn ingeschreven in het huwelijksgoederenregister maakt (enkel) dat deze niet aan derden kunnen worden tegengeworpen. Doordat M en V de in 1999 opgestelde huwelijkse voorwaarden in stand hebben gelaten, staat het tussen hen geldende huwelijksgoederenregime – te weten een beperkte gemeenschap van goederen zoals deze in 1999 in de huwelijkse voorwaarden is overeengekomen – vast.
Moet sprake zijn van een op korte termijn concreet voorgenomen huwelijk om huwelijkse voorwaarden te laten werken? Volgens Rechtbank Noord-Holland brengt het dwingend karakter van art. 1:117 BW mee dat op het moment van de huwelijksvoltrekking – ook al is dat ruim 11 jaar later - de huwelijkse voorwaarden in werking treden. Dit is alleen anders wanneer voorafgaand aan het huwelijk nog andere huwelijkse voorwaarden bij notariële akte zijn gemaakt. En, zo bezien, zouden ook (aanstaande) samenwoners – die op langere termijn willen gaan trouwen – al huwelijkse voorwaarden kunnen maken, zonder dat sprake is van een huwelijksdatum op korte termijn.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld. Wordt vervolgd…
Met dank aan mr. dr. B. Breederveld, advocaat te Alkmaar, voor toezending van het vonnis.