Massaal bezwaar tegen 4% vermogensrendementsheffing afgewezen: verzoek om individuele uitspraak nog mogelijk!
De Hoge Raad heeft op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in zes proefprocedures inzake het massaal bezwaar tegen de vermogensrendementsheffing van 4% in box 3 voor de jaren 2013 en 2014. Vijf arresten verwijzen naar de gronden in het zesde 'hoofdarrest' met zaaknummer 17/05606 (ECLI:NL:HR:2019:816), waarin het oordeel van de Hoge Raad verder is uitgewerkt.
De Hoge Raad concludeert dat voor de jaren 2013 en 2014 op stelselniveau het door de wetgever veronderstelde rendement van 4% in box 3 niet meer haalbaar was voor belastingplichtigen zonder daar (veel) risico voor te hoeven nemen. Voor de beoordeling daarvan is gekeken naar het rendement op staatsobligaties en andere spaar- en beleggingsvormen waarbij de belegger gerechtigd blijft tot de nominale waarde van het geïnvesteerde bedrag.
Volgens de bezwaarmakers was door de belastingheffing in box 3 op deze forfaitaire wijze, sprake van schending van het ongestoorde genot van eigendom (als bedoeld in art. 1 EP EVRM). Daarvan is sprake als een belastingplichtige wordt geconfronteerd met een buitensporige last (belastingheffing).
Indien het nominaal haalbare rendement in box 3 in de jaren 2013 en 2014 gemiddeld lager ligt dan 1,2% (30% over 4%), is volgens de Hoge Raad inderdaad sprake van een buitensporige last. Hoewel dit leidt tot een rechtstekort, kan de rechter op stelselniveau (dus op het niveau van het stelsel van de wet) daar niet in voorzien.
De rechter zou wel op individueel niveau kunnen ingrijpen, als sprake is van een buitensporig zware last bij een bepaalde persoon. Dit valt echter buiten de vraag van de proefprocedures. De Hoge Raad heeft daarom in alle proefprocedures het beroep in cassatie ongegrond verklaard.
Op 5 juli 2019 heeft de Hoge Raad ook voor belastingjaar 2015 (ECLI:NL:HR:2019:1108) onder verwijzing naar het hoofdarrest (ECLI:NL:HR:2019:816) het cassatieberoep ongegrond verklaard.
Staan er voor belastingplichtigen nog rechtsmiddelen open?
Uitspraak op massaal bezwaar
Voor degenen die vallen onder de massaalbezwaarprocedure, betekent het oordeel van de Hoge Raad dat de Belastingdienst het massaal bezwaar heeft afgewezen met een collectieve uitspraak die op 19 juli 2019 in de Staatscourant is gepubliceerd. Individuele aanslagen worden niet aangepast. Belastingplichtigen die uitstel van betaling hebben gekregen, moeten in beginsel nu alsnog de belasting betalen waarvoor uitstel van betaling was gevraagd. Over dit bedrag wordt bovendien belastingrente berekend. De collectieve uitspraak heeft betrekking op alle als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften over de belastingjaren 2013 t/m 2016. Vanwege de stelselwijziging die per 1 januari 2017 in box 3 is ingevoerd, worden voor de jaren 2017 en 2018 afzonderlijke massaalbezwaarproefprocedures gevoerd.
Individuele uitspraak aanvragen
Hoewel in de proefprocedures het beroep ongegrond is verklaard, zijn er echter voor individuele belastingplichtigen nog wel mogelijkheden!
Het is mogelijk de eigen belastinginspecteur om een individuele uitspraak op bezwaar te vragen naar wij aannemen wanneer tegen de betreffende aanslagen destijds een bezwaarschrift is ingediend. Dit verzoek moet binnen een redelijke termijn na publicatie van de collectieve uitspraak worden ingediend. Deze individuele uitspraak zal gelijk zijn aan de collectieve uitspraak, maar maakt mogelijk om tegen de uitspraak binnen zes weken in beroep te gaan bij de rechtbank.
Het beroep kan alleen gaan over de rechtsvraag die in op 14 juni 2019 al door de Hoge Raad is beantwoord. Nadat de individuele procedure is doorlopen staat de rechtsgang naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) open. Ook dan komt de rechtsvraag alleen aan de orde en blijven individuele omstandigheden buiten aanmerking. De kans op succes lijkt niet al te groot.
In de individuele procedure kan de vraag of sprake is van een buitensporig hoge individuele last niet aan de orde komen. Overigens kunnen belastingplichtigen geen al te hoge verwachtingen koesteren over de uitkomst van een procedure over de vraag of sprake is van een individueel buitensporige last. Uit de tot nog toe gewezen jurisprudentie kan niets anders worden afgeleid dat bij voldoende aanwezig inkomen en/of vermogen waarmee de vermogensrendementsheffing kan worden betaald, er geen individuele buitensporig hoge last wordt aangenomen, zelfs wanneer de effectieve belastingdruk meer dan 100% bedraagt en er in wezen sprake is van volledige onteigening.
Brondocumenten
Hoge Raad 14 juni 2019, nr 17/05606 (ECLI:NL:HR:2019:816)
Collectieve uitspraak op bezwaar 19 juli 2019, nr 2019-112145, Stcrt 2019, 40085
Op de hoogte blijven van belangrijke fiscale ontwikkelingen voor het notariaat?
Volg de cursuscyclus ‘Fiscale Actualiteiten voor het Notariaat’: 3 bijeenkomsten per jaar, op een locatie bij u in de buurt!
In oktober kunt u op verschillende locaties in Nederland de 3de en laatste bijeenkomst van dit jaar bijwonen. In deze bijeenkomst wordt uiteraard ook uitgebreid aandacht besteed aan de op Prinsjesdag gepresenteerde nieuwe wetsvoorstellen per 2020. Ook wordt op Prinsjesdag het resultaat bekend gemaakt van de studie naar de mogelijkheden om spaartegoeden op basis van het werkelijk rendement te gaan belasten.