Leidt trouwen in een beperkte gemeenschap van goederen tot een schenking en dus tot heffing van schenkbelasting?
Schenking
Van een schenking is sprake als partijen een overeenkomst sluiten die ertoe strekt dat de schenker een handeling verricht, waardoor hij verarmt en de begiftigde hierdoor verrijkt en de schenker de bedoeling heeft de begiftigde te bevoordelen. Bij de voltrekking van een huwelijk zullen de meeste echtlieden echter niet denken dat hierbij een schenking plaatsvindt. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad uit 1959 en 1971 volgt dat het aangaan van een huwelijk, al dan niet onder huwelijkse voorwaarden, in beginsel geen schenking vormt, nu het huwelijk niet gericht is op de bevoordeling van de ander, maar op het in het leven roepen van een familierechtelijke rechtsbetrekking. Ook is geen sprake van een voltooide vermogensverschuiving, waardoor van een schenking geen sprake kan zijn.
’De man van 150 miljoen’, Hoge Raad 7 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:708)
Recent heeft de Hoge Raad geoordeeld over de vraag of het aangaan van een beperkte gemeenschap van goederen kan leiden tot het constateren van een schenking. De casus was als volgt:
Aanstaande echtgenoten M en V laten voorafgaand aan hun huwelijk in 2008 huwelijkse voorwaarden opstellen, waarin een beperkte gemeenschap van goederen wordt overeengekomen van een specifiek genoemde bank- en effectenrekening en de schulden die betrekking hebben op deze bank- en effectenrekening. Voor het overige wordt in de huwelijkse voorwaarden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten. Voorafgaand aan het huwelijk bezat de man € 150 miljoen en de vrouw € 1 miljoen. In 2008 heeft de man een bedrag van € 10 miljoen gestort op de gezamenlijke bankrekening van de echtgenoten.
1. Inspecteur: aanslag schenkbelasting van € 5 miljoen
De Inspecteur stelt dat het aangaan van de beperkte gemeenschap van een bank- en effectenrekening (inclusief de daarop betrekking hebbende schulden) met daarop een bedrag van € 10 miljoen, een voltooide vermogensverschuiving oplevert, zodat sprake is van een schenking door de man aan de vrouw van € 5 miljoen. De inspecteur legt daarom aan de vrouw een aanslag schenkbelasting op voor een verkrijging krachtens schenking van € 5 miljoen.
- Hof Arnhem-Leeuwarden:aangaan beperkte gemeenschap in beginsel niet anders behandelen dan aangaan algehele gemeenschap
Hof Arnhem-Leeuwarden, 10 december 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:10724) heeft geoordeeld dat bij het aangaan van het huwelijk geen schenking kan worden aangenomen. De echtgenoot heeft door de storting op de bankrekening een vordering van € 10 miljoen op de bank verkregen en dat vorderingsrecht is tot de beperkte gemeenschap gaan behoren. Dat vorderingsrecht zal naar zijn aard in hoogte fluctueren. Zolang die beperkte gemeenschap bestaat, is niet bekend wat de echtelieden aan het einde van de gemeenschap kunnen verdelen. De omvang van de beperkte gemeenschap kan immers aan het einde van de gemeenschap zijn toe- of afgenomen. Daarvan uitgaande kan ten tijde van het aangaan van het huwelijk geen sprake zijn van een voltooide vermogensverschuiving en dus ook niet van een schenking, aldus het Hof. Dit is in overeenstemming met de arresten van de Hoge Raad uit 1959 en 1971 . In deze arresten was geoordeeld dat bij het aangaan van een algehele gemeenschap van goederen tussen gehuwden zich nog niet de eenzijdige vermogensverschuiving voltrekt die kenmerkend is voor een schenking. - Inspecteur: bijzondere omstandigheden in dit geval waardoor tóch rechtvaardig is een schenking te constateren?
Volgens de Inspecteur waren in dit geval echter nog extra aanwijzingen aanwezig waaruit kon worden opgemaakt de echtgenoten wel degelijk een definitieve vermogensverschuiving hebben beoogd. Uit de feiten zou namelijk volgens de inspecteur kunnen worden afgeleid dat de echtgenoten, in afwijking van de huwelijksvoorwaarden, hebben gehandeld alsof de vrouw vanaf het moment van sluiten van het huwelijk recht had op een bedrag van € 5 miljoen. Iedere echtgenoot heeft namelijk een aantal keren bedragen opgenomen van de gezamenlijke rekening en als één van hen een bedrag opnam, mocht de ander eenzelfde bedrag opnemen (hetgeen ook is gebeurd).
Het Hof geeft de Inspecteur ook op dit punt ongelijk: uit de huwelijkse voorwaarden kan niet worden afgeleid dat het de bedoeling van de echtelieden was een bedrag van € 10.000.000 tot de beperkte gemeenschap te laten behoren; in de huwelijkse voorwaarden is immers geen bedrag vermeld.
- De Hoge Raad spreekt op 7 mei 2021
Tegen deze uitspraakis cassatieberoep ingesteld. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:708) heeft de fiscale wetgever, door in artikel 1, lid 7 SW te verwijzen naar de civielrechtelijke bepaling van de gift in artikel 7:186, lid 2, BW, bewerkstelligd dat van een belastbare schenking slechts sprake kan zijn als de Inspecteur aannemelijk maakt dat op het schenkingstijdstip de begunstigde is verrijkt en de schenker is verarmd. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof terecht geoordeeld dat V op het moment van het ontstaan van de huwelijksgemeenschap niet kon beschikken over de helft van het toen aanwezige saldo, of daarop aanspraak kon maken als ware het een haar afzonderlijk toebehorend vermogensbestanddeel. Bij het ontstaan van de huwelijksgemeenschap heeft zich dus geen (voltooide) vermogensverschuiving voorgedaan waarbij V ten laste van M is verrijkt met een bedrag gelijk aan de helft van het toen op de bankrekening staande saldo.
Huwelijksgemeenschap met één vermogensbestanddeel
In de literatuur is gediscussieerd of sprake kan zijn van een belastbare schenking bij het ontstaan van een huwelijksgemeenschap die slechts één vermogensbestanddeel omvat, zoals een woning. In het Beleidsbesluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M is de visie opgenomen dat hierbij sprake kan zijn van een schenking (zie ook het besluit van 29 maart 2018, nr 2018-45958). In het cassatieberoepschrift had de Staatssecretaris verzocht hierover een oordeel te geven. Volgens de Hoge Raad vertoont een huwelijksgemeenschap die slechts één vermogensbestanddeel omvat niet het kenmerk dat andere, binnen de rechtsverhouding aan de zijde van iedere echtgenoot afzonderlijk opkomende baten en lasten het resultaat van de vermogensverschuiving kunnen beïnvloeden. In die situatie kan dus sprake zijn van een voltooide vermogensverschuiving, waardoor bij het ontstaan van de huwelijksgemeenschap met één vermogensbestanddeel dus wel degelijk een schenking oplevert. Dus, om te voorkomen dat sprake is van een belaste schenking bij het aangaan van de huwelijksgemeenschap, moet het naar de aard van die gemeenschap mogelijk zijn dat de omvang hiervan aan het einde van de gemeenschap zal zijn toe- of afgenomen.
Tijdens de komende cursusreeks Fiscale Actualiteiten 2, in de periode mei en juni 2021, wordt onder meer dit arrest en de voor het notariaat van belang zijnde (actie)punten en praktische tips volgend uit dit arrest besproken. De cursusreeks is zowel fysiek als via (live en on demand) webinar te volgen.