Leidt trouwen in een beperkte gemeenschap van goederen tot een schenking en dus schenkbelasting?
Schenking
Van een schenking is sprake als partijen een overeenkomst sluiten die ertoe strekt dat de schenker een handeling verricht, waardoor hij verarmt en de begiftigde hierdoor verrijkt en de schenker de bedoeling heeft de begiftigde te bevoordelen. Bij de voltrekking van een huwelijk zullen de meeste echtgenoten echter niet denken dat hierbij een schenking plaatsvindt. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad uit 1959 en 1971 volgt dat het aangaan van een huwelijk, al dan niet onder voorwaarden, in beginsel geen schenking vormt, nu het huwelijk niet gericht is op de bevoordeling van de ander, maar op het in het leven roepen van een familierechtelijke rechtsbetrekking.
Interessante zaak bij Rechtbank Gelderland (20 september 2018)
Dit najaar is jurisprudentie verschenen over de vraag of het aangaan van een beperkte gemeenschap van goederen kan leiden tot het constateren van een schenking. De casus was als volgt.
Aanstaande echtgenoten M en V laten voorafgaand aan hun huwelijk in 2008 huwelijkse voorwaarden opstellen, waarin een beperkte gemeenschap van goederen wordt overeengekomen van een specifiek genoemde bank- en effectenrekening en de schulden die betrekking hebben op deze bank- en effectenrekening. Voor het overige wordt in de huwelijkse voorwaarden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten. Voorafgaand aan het huwelijk bezat de man € 150 miljoen en de vrouw € 1 miljoen. In 2008 heeft de man een bedrag van € 10 miljoen gestort op de gezamenlijke bankrekening van de echtgenoten.
Aanslag schenkbelasting van € 5 miljoen
De Inspecteur stelt dat het aangaan van de beperkte gemeenschap van een bank- en effectenrekening (inclusief de daarop betrekking hebbende schulden) met daarop een bedrag van € 10 miljoen, een voltooide vermogensverschuiving oplevert, zodat sprake is van een schenking door de man aan de vrouw van € 5 miljoen. De inspecteur legt daarom aan de vrouw een aanslag schenkbelasting op voor een verkrijging krachtens schenking van € 5 miljoen.
Rechtbank: aangaan beperkte gemeenschap in beginsel niet anders behandelen dan aangaan algehele gemeenschap
Rechtbank Gelderland, 20 september 2018 (ECLI:NL:RBGEL:2018:4043) overweegt dat de Hoge Raad in de arresten van 1959 en 1971 heeft geoordeeld dat geen sprake is van een schenking als staande het huwelijk de huwelijkse voorwaarden worden opgeheven en daardoor een algehele gemeenschap van goederen ontstaat.
In het onderhavige geval liggen de feiten iets anders, omdat direct bij aanvang van het huwelijk een beperkte gemeenschap wordt gecreëerd. Volgens de Rechtbank is er echter geen rechtvaardiging om de beperkte gemeenschap van goederen anders te behandelen dan de algehele gemeenschap van goederen. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het aangaan van een huwelijk, al dan niet onder voorwaarden, in beginsel geen schenking vormt, omdat een huwelijk niet primair gericht is op de bevoordeling van de ander, maar op het in het leven roepen van een familierechtelijke rechtsbetrekking. Ook in dit geval, waarbij een gemeenschap van bankrekening wordt aangegaan, is volgens de Rechtbank geen sprake van een voltooide waardeverschuiving, omdat ook toekomstige baten en lasten eveneens tot de gemeenschap behoren en dus ten tijde van het aangaan van het huwelijk nog niet kan worden vastgesteld of en tot welk bedrag bij de opheffing van de gemeenschap aanspraken op enig vermogen bestaan.
Bijzondere omstandigheden in dit geval waardoor tóch rechtvaardig is een schenking te constateren?
Volgens de Inspecteur waren in dit geval echter nog extra aanwijzingen dat de echtgenoten wel degelijk een definitieve vermogensverschuiving hebben beoogd. Uit de feiten zou namelijk volgens de inspecteur kunnen worden afgeleid dat de echtgenoten in afwijking van de huwelijksvoorwaarden hebben gehandeld alsof de vrouw vanaf het moment van sluiten van het huwelijk recht had op een bedrag van € 5 miljoen. Iedere echtgenoten heeft namelijk een aantal keren bedragen opgenomen van de gezamenlijke rekening en als één van hen een bedrag opnam, mocht de ander eenzelfde bedrag opnemen (hetgeen ook is gebeurd).
Volgens de Rechtbank is ook geen sprake van een schenking als wordt aangesloten bij de feitelijke uitvoering van de afspraken, aangezien niet voldaan is aan de voorwaarde van een voltooide vermogensverschuiving. De echtgenoten hadden namelijk niet meer de vrije beschikking over dit geld, aangezien bij de huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap sprake is van het onverdeelde eigendom van het geheel.
Gaat deze uitspraak stand houden? Hoger beroep ingesteld
Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld. Gezien de belangen zal de rechtsvraag ongetwijfeld uiteindelijk aan de Hoge Raad worden voorgelegd. Het oordeel van de Rechtbank volgt de lijn die de Hoge Raad in de arresten van 1959 en 1971 heeft uitgezet, maar een uitspraak over deze specifieke situatie door de Hoge Raad is meer dan welkom. Tot de Hoge Raad hierover heeft geoordeeld blijft de uitkomst ongewis.
FBN Juristen is als procesvertegenwoordiger zelf ook betrokken bij een procedure waarbij een soortgelijke rechtsvraag speelt. Wordt dus hoe dan ook vervolgd!