Belastingdienst geeft merkwaardige draai aan schenkvrijstelling eigen woning
Op 1 januari 2017 is de vrijstelling voor een schenking ten behoeve van de eigen woning tot € 100.000 geherintroduceerd. Deze verhoging was voor het Ministerie van Financiën aanleiding om de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om te profiteren van deze vrijstelling te wijzigen. Om te bereiken dat de schenking voor de aanschaf van een woning ook echt daarvoor zou worden gebruikt, bevatte de oude regeling de verplichting een opschortende voorwaarde aan de schenking te verbinden. In de nieuwe regeling is het opnemen van een dergelijke voorwaarde juist niet toegestaan. En nu blijkt dat een schenking gedaan in 2016 tussen wal en schip lijkt te vallen. Wat is er aan de hand?
Schenking in 2016 onder opschortende voorwaarde die in 2017 wordt vervuld
Onder de regeling zoals deze tot 2017 gold, moest een schenking voor de verwerving van de eigen woning worden gedaan onder een opschortende voorwaarde. Civielrechtelijk komt een schenking onder opschortende voorwaarde direct tot stand, maar voor de schenkbelasting pas op het moment dat de voorwaarde wordt vervuld, dus op het moment dat de woning wordt verworven. Op dat moment wordt beoordeeld of een vrijstelling van toepassing is.
Uit de praktijk komen nu signalen dat als de schenking in 2016 is gedaan onder een opschortende voorwaarde en deze voorwaarde in 2017 wordt vervuld de Belastingdienst de vrijstelling niet wil toekennen. De Belastingdienst hanteert daarbij de volgende redenering: de opschortende voorwaarde wordt in 2017 vervuld en dat is het moment waarop voor de schenkbelasting de schenking tot stand komt en dan moet voor de schenkvrijstelling eigen woning worden gekeken naar de regeling van 2017. Daarin staat dat de schenking ten behoeve van de eigen woning onvoorwaardelijk moet worden gedaan. Dat is niet het geval, dus wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de schenkvrijstelling voor de eigen woning.
Volgens de Belastingdienst had de opschortende voorwaarde in 2016 moeten zijn vervuld. Om gebruik te maken van de schenkvrijstelling voor de eigen woning in 2016.
Deze redenering brengt met zich dat de opschortende voorwaarde die in 2016 nog vereist was voor een beroep op de schenkvrijstelling eigen woning, toepassing van deze vrijstelling in 2017 verhindert.
Dit kan niet waar zijn!
Dit was mijn eerste reactie toen ik het bovenstaande hoorde. Uiteraard kan een wetswijziging tot gevolg hebben dat iets wordt belast wat voorheen niet was belast, maar dit kan toch niet de bedoeling zijn geweest van de wijziging. Het moet niet kunnen dat als civielrechtelijk een schenking wordt gedaan in 2016 en daarbij aan de dan geldende voorwaarden wordt voldaan voor toepassing van de schenkvrijstelling, de schenking door een wijziging van de voorwaarden in 2017 wel is belast. Immers als de schenking in 2016 onvoorwaardelijk was gedaan, dan was de vrijstelling niet van toepassing geweest. De begiftigde zit dus klem.
Je kon het niet weten
Daarbij komt dat de schenker in 2016 nog geen rekening kon houden met de wijziging van de voorwaarden. Pas op 29 december 2016 wist de praktijk hoe de voorwaarden per 1 januari 2017 zouden luiden. Waarbij in mijn ogen de nadruk moet liggen op per 1 januari 2017. De gewijzigde voorwaarden zouden in mijn ogen moeten gelden voor schenkingen die civielrechtelijk vanaf 1 januari 2017 tot stand zijn gekomen. Voor schenkingen die civielrechtelijk in 2016 zijn gedaan, maar door de opschortende voorwaarde fiscaalrechtelijk pas in 2017 tot stand komen zou de regeling zoals die gold tot en met 31 december 2016 moeten gelden.
Als we de redenatie van de Belastingdienst volgen dat de opschortende voorwaarde in 2016 moet zijn vervuld, dan betekent dit dat het eind 2016 haast onmogelijk werd om nog een vrijgestelde schenking voor de eigen woning te doen. Bovendien zou dit niet passen in het beeld van het overgangsrecht dat geldt voor schenkingen gedaan in 2015 en 2016, dat is namelijk in de wet opgenomen om te voorkomen dat schenkingen voor de eigen woning zouden worden uitgesteld tot 2017.
Overleg tussen Belastingdienst en Ministerie van Financiën
De vraag is nu of het standpunt van de Belastingdienst houdbaar is. Een bepaalde vorm van overgangsrecht of eerbiedigende werking is hier zeker op zijn plaats. Naar verluid is de Belastingdienst in overleg met het Ministerie van Financiën om tot een gezamenlijk standpunt in deze kwestie te komen. Ik wacht met spanning af.
Lees meer over de schenkvrijstelling eigen woning in Via Juridica.