Cryptovermogen in de schijnwerpers
Uit een recent onderzoek van de Rabobank blijkt dat van de Nederlanders inmiddels ongeveer 6,25% in cryptovaluta belegt. Met cryptovaluta – kortweg crypto’s – wordt voornamelijk gedoeld op Bitcoin, maar in de praktijk bestaan tienduizenden soorten crypto’s. De waarde van deze beleggingen kan aanzienlijk zijn. Veel beleggers geven de waarde van hun cryptobeleggingen echter niet door aan de Belastingdienst. Dit kan op termijn juridische consequenties hebben voor de betreffende beleggers. Als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving krijgt de Belastingdienst daarnaast meer toezicht op cryptobeleggingen. In dit blog wordt ingegaan op de fiscale behandeling van cryptovaluta, de gevolgen van het niet aangeven van cryptovaluta en de wijzigingen per 1 januari 2026.
Crypto’s en inkomstenbelasting
Cryptovaluta wordt belast met inkomstenbelasting. De inkomstenbelasting is onderverdeeld in drie boxen. De Hoge Raad heeft op 25 april 2025 (ECLI:NL:HR:2025:683) bevestigd dat cryptovermogen binnen het bereik van box 3 valt. Dit zijn inkomsten uit sparen en beleggen. Enkel in zeer bijzondere gevallen zullen crypto’s in box 1 vallen. Dit betekent dat cryptovermogen altijd is belast met inkomstenbelasting, nagenoeg altijd in box 3. Door het arrest is komen vast te staan dat de werkelijke waarde van de crypto’s moet worden aangegeven in de jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting. De werkelijke waarde is de koerswaarde op 1 januari van het jaar waarover aangifte wordt gedaan. Als de totale waarde van de box 3-bezittingen boven de € 57.684 (cijfers 2025) uitkomt of € 115.368 (cijfers 2025) voor fiscaal partners, is over het meerdere inkomstenbelasting verschuldigd. De inkomstenbelasting wordt dan berekend over een fictief rendement, tenzij het werkelijk behaalde rendement lager is. Dit laatste is aan de cryptobelegger om te bewijzen.
Naast het verhandelen of ‘minen’ van crypto’s kunnen crypto’s ook worden verkregen door zogeheten ‘forks’. Dit zijn afsplitsingen van nieuwe crypto’s uit een bestaande crypto. Cryptovaluta die zijn ontstaan uit een fork zijn ook belast in box 3, ook als die nieuwe cryptovaluta’s nog niet zijn geclaimd. De waarde van nieuwe cryptomunten kan op 1 januari worden vastgesteld aan de hand van de koers op het gebruikte omwisselplatform. Ook voor niet-geclaimde ontstane cryptomunten geldt dat zij dezelfde waarde hebben als reeds in gebruik genomen nieuw ontstane cryptomunten.
Consequenties van verzwijgen cryptovermogen
Zoals gezegd moet de waarde van de crypto’s worden aangegeven in de inkomstenbelasting. Niet alle cryptobeleggers zijn zich hiervan bewust of, sterker nog, kiezen ervoor dit niet te doen. Het niet of opzettelijk onjuist opgeven van de waarde van cryptovaluta kan behoorlijke consequenties hebben. Allereerst voor een eventuele juridische procedure tegen de opgelegde aanslag inkomstenbelasting. De Belastingdienst is niet gebonden aan de ingediende aangifte. Hij kan dus een hogere aanslag opleggen. Wanneer de aangifte onjuist of onvolledig is – een foute aangifte – vindt een zogeheten ‘omkering van de bewijslast’ plaats. Dit betekent dat een cryptobelegger die tegen een hogere aanslag bezwaar maakt, moet bewijzen dat de aanslag onjuist is. Dit geeft de Belastingdienst een sterkere positie en vergroot daarmee de kans dat de aanslag in stand blijft. Ten tweede kan de Belastingdienst een navorderingsaanslag opleggen als hij later erachter komt dat de aanslag is opgelegd gebaseerd op onjuiste of onvolledige gegevens. Over de periode waarover een navorderingsaanslag kan worden opgelegd, bestaan bij crypto’s onduidelijkheid. Dit kan vijf jaar zijn, maar ook zelfs twaalf jaar.
Tot slot kunnen sancties worden opgelegd. Sancties wegens het niet opgeven van de crypto’s in de aangifte kunnen verschillende vormen aannemen. De meest gebruikelijke sanctie is een boete. Hiertoe kan de Belastingdienst zelf besluiten. Hoe hoog de boete is, is afhankelijk van de overtreding en mate van verwijtbaarheid bij de cryptobelegger. Wanneer de betreffende persoon verwijtbaar heeft gehandeld, kan een vergrijpboete worden opgelegd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de situatie dat de fout door de Belastingdienst wordt ontdekt voordat de aanslag inkomstenbelasting is opgelegd en de situatie dat de fout daarna wordt ontdekt.
Als de Belastingdienst de foute aangifte ontdekt voordat de aanslag inkomstenbelasting is opgelegd, geldt dat de Belastingdienst enkel een boete kan opleggen indien de aangifte opzettelijk fout is. Van opzet is kortgezegd sprake als de cryptobelegger bewust of tegen beter weten in zijn cryptovermogen niet in de aangifte vermeldt. Voor box 3-vermogen is het boetebedrag verhoogd in vergelijking tot andere belastingen. Deze bedraagt in principe 150%, berekend over het deel van de belastingaanslag dat ziet op het cryptovermogen. Ontdekt de Belastingdienst de foute aangifte pas nadat de aanslag inkomstenbelasting is opgelegd, dan wordt naast de navorderingsaanslag een vergrijpboete opgelegd vergelijkbaar met de hiervoor omschreven vergrijpboete. Het verschil is echter dat naast opzet ook grove schuld kan leiden tot een vergrijpboete. In dat laatste geval bedraagt de vergrijpboete 75% in plaats van 150%. Grove schuld is aan de orde als de belastingplichtige het vermogen vergeten was door extreme slordigheid of ernstige onachtzaamheid, maar niet met de bewuste intentie om het te verzwijgen.
Voor zowel de verzuim- als de vergrijpboetes geldt tevens dat deze aanzienlijk hoger kunnen worden bij herhaaldelijke misstappen. Dit kan oplopen tot een boete van 300%, berekend over het deel van de belastingaanslag dat ziet op het cryptovermogen. Het opzettelijk indienen van een foute aangifte is tevens een strafbaar feit. Dit betekent dat in extreme gevallen het verzwijgen van cryptovermogen kan leiden tot een celstraf van maximaal vier jaren.
Nieuwe wetgeving
De hierboven besproken gevolgen van het verzwijgen van cryptovermogen vormen niet voor iedere cryptobelegger voldoende afschrikking. Met name de meer fanatieke cryptoliefhebber schat de pakkans laag in. Dit zal spoedig veranderen. De Tweede Kamer beoogt met ingang van 1 januari 2026 de Nederlandse implementatie van de Europese DAC 8-richtlijn in werking te laten treden. Deze richtlijn verplicht aanbieders in de Europese Unie van cryptoactivadiensten – het bewaren, beheren, exploiteren, omwisselen, etc. van cryptovaluta – om onder meer informatie over cryptobezitters en hun cryptotransactiegegevens bij te houden en aan de Belastingdienst van het betreffende land te verstrekken. De Nederlandse Belastingdienst heeft dus voortaan toegang tot bovenstaande informatie van alle EU-lidstaten. Het wordt hiermee makkelijker om cryptovermogen op te sporen. Het risico op een sanctie voor degenen die tot nu toe hun cryptovermogen hebben verzwegen, wordt daarmee aanzienlijk groter. Mocht de inwerkingtreding vertraging oplopen, dan zal aan de wet terugwerkende kracht worden toegekend tot 1 januari 2026. In Nederland gevestigde aanbieders van cryptodiensten moeten dus vanaf die datum voornoemde informatie bijhouden, ongeacht of de wet voor die tijd inwerking is getreden.
Verder is voor belastingjaren vanaf 2020 ‘inkeer’ voor verzwegen box 3-vermogen waaronder cryptovermogen niet meer mogelijk. Inkeer houdt in dat een cryptobelegger alsnog zijn cryptovermogen vrijwillig aangeeft bij de Belastingdienst. Hij betaalt dan hierover de gebruikelijke inkomstenbelasting en de Belastingdienst legt geen verdere sancties op. Het is nog onzeker of deze mogelijkheid alsnog zal worden geboden. Enkele juristen zijn van mening dat dit wel een redelijke maatregel zou zijn. Vrijwillige verbetering is hoe dan ook aan te raden omdat dit nog zou kunnen leiden tot boetematiging.
Afsluiting
De cryptobelegger is bij deze gewaarschuwd. Het wordt voor de Belastingdienst vanaf 1 januari 2026 makkelijker om verborgen cryptovermogen op te sporen. Een eerdere belastingbesparing zou je daarom heel duur kunnen komen te staan. Voor alle cryptobeleggers geldt daarom het volgende advies: zwijgen is zilver, spreken is goud!