Te vroeg begonnen, te laat ontdekt: over de nietigheid en vernietigbaarheid van besluiten
Tussen nietigheid en vernietigbaarheid van een besluit van een vennootschap zit een groot verschil. Zo blijkt onlangs weer duidelijk uit het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2025 (ECLI:NL:HR:2025:978). In deze zaak draaide het om de vraag of het besluit tot statutenwijziging kon worden aangemerkt als nietig of als vernietigbaar. Nietigheid zou betekenen dat de statutenwijziging nooit heeft bestaan, waardoor de statutaire beperking van de overdraagbaarheid van de aandelen in stand zou blijven. Vernietigbaarheid zou daarentegen tot gevolg hebben dat de statutenwijziging standhoudt en in deze zaak niet meer vernietigd kon worden, vanwege het verstrijken van de vervaltermijn. In deze blog wordt het arrest en het verschil tussen nietigheid en vernietigbaarheid uiteengezet.
Het verloop van de zaak
Vier broers houden alle aandelen in een BV. In de statuten is een beperking van de overdraagbaarheid opgenomen, waardoor de aandelen niet overgedragen kunnen worden aan derden zonder deze eerst aan te bieden aan de andere broers. Op 10 januari 2018 werd een aandeelhoudersvergadering gehouden met een statutenwijziging op de agenda. Eén broer is de vergadering echter te vroeg begonnen, waardoor het besluit tot statutenwijziging al genomen was toen de andere broers op de stoep stonden. Zij hebben daardoor niet kunnen deelnemen aan de besluitvorming rond de statutenwijziging, die tot gevolg heeft dat de beperking van de overdraagbaarheid is ingetrokken. Nadat de stiekeme broer in 2020 overlijdt, blijkt dat zijn aandelen zijn gelegateerd aan de directeur van de BV. De andere broers stellen dat de statutenwijziging nietig is en willen dat de aandelen eerst aan hen worden aangeboden.
De Rechtbank en het Hof zijn beide van oordeel dat de omstandigheden niet leiden tot nietigheid. Wel kleven er totstandkomingsgebreken aan het besluit, maar deze kunnen hoogstens leiden tot vernietigbaarheid. De vordering tot vernietiging is echter vervallen, aangezien meer dan een jaar verstreken is sinds de broers op de hoogte zijn van het besluit, waardoor de termijn van art. 2:15 lid 5 BW is verstreken. De broers gaan in cassatie en stellen dat het besluit wél nietig was.
Hoge Raad
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep. Daarbij worden de wettelijke bepalingen van art. 2:14 en 2:15 BW herhaalt: Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon dat in strijd is met de wet of de statuten, is nietig, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit (art. 2:14 lid 1 BW). Een wettelijke bepaling waaruit iets anders voortvloeit is art. 2:15 BW. Een besluit is vernietigbaar als het strijdig is met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen (art. 2:15 lid 1, aanhef en onder a, BW).
Verder herhaalt de Hoge Raad de rechtsregels uit het Wijsmuller-arrest (15 juli 1968, ECLI:NL:HR:1968:AC4232) dat voor de besluitvorming door een orgaan van een rechtspersoon is vereist dat allen die vergader-, stemrecht of die een raadgevende stem hebben, in de gelegenheid zijn gesteld aan het daarop betrekking hebbende overleg of besluitvorming deel te nemen of hun raadgevende stem te gebruiken. Het handelen in strijd met deze norm levert strijd op met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen, zoals vermeld in art. 2:15 lid 1 sub a BW. In deze zaak is dat dan ook het geval, aangezien de vergadering te vroeg is begonnen, wat leidt tot vernietigbaarheid van het besluit.
Nietigheid en vernietigbaarheid
Wanneer is dan wel sprake van nietigheid? In art. 2:14 BW worden twee situaties genoemd:
- Het besluit is in strijd met de wet of de statuten, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit.
- Het besluit is genomen ondanks het ontbreken van een door de wet of de statuten voorgeschreven voorafgaande handeling van of mededeling aan een ander dan het orgaan dat het besluit heeft genomen.
De eerste categorie ziet bijvoorbeeld op een besluit van een orgaan dat helemaal niet bevoegd is het besluit te nemen. Verder ziet de tweede categorie bijvoorbeeld op besluiten die zonder goedkeuring van de Raad van Commissarissen zijn genomen, terwijl dit wel verplicht is volgens de statuten. Het besluit kan achteraf nog worden bekrachtigd door het orgaan waar de handeling of mededeling van nodig was. Dan is het besluit toch geldig.
De rechter kan een besluit vernietigen in geval van een van de situaties uit art. 2:15 lid 1 BW:
- Het besluit is in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen.
- Het besluit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
- Het besluit is in strijd met een reglement.
Voorbeelden van de eerste categorie zijn besluiten waarbij een te korte oproepingstermijn in acht is genomen of besluiten waarbij de quorumvoorschriften niet zijn gehaald. Verwarring kan ontstaan in geval van strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. In principe is dan namelijk sprake van strijd met de wet of statuten, waardoor gedacht zou worden dat sprake is van nietigheid. Hier vloeit echter iets anders voort uit de wet, waardoor niet art. 2:14 BW van toepassing is, maar juist art. 2:15 BW. Zo ook in de casus die was voorgelegd aan de Hoge Raad.
Het verschil tussen nietigheid en vernietigbaarheid is dat nietige besluiten van rechtswege nooit hebben bestaan. Vernietigbare besluiten hebben werking totdat ze vernietigd worden door de rechter (art. 2:15 lid 3 BW).
Praktische tips
Als notaris is het moeilijk om zelf alle oproepingen te verzorgen en bij de vergaderingen aanwezig te zijn om te controleren of het bevoegde orgaan het besluit heeft genomen en of alle oproepings- en agendavoorschriften correct zijn nageleefd. Daarnaast is de notaris verplicht om de verlangde werkzaamheden te verrichten op grond van art. 21 lid 1 Wna. Wel kan bij gegronde redenen tot twijfel beter onderzoek gedaan worden door bijvoorbeeld het controleren van de notulen of het waarschuwen van de bestuurders.