De Wet op de lijkbezorging gemoderniseerd
De huidige Wet op de lijkbezorging stamt uit 1991 en vormt een modernisering van de Begrafeniswet uit 1869. Sindsdien zijn er enkele wijzigingen aangebracht, maar de wet lijkt inmiddels toe te zijn aan een herziening. Om aan te kunnen sluiten bij de maatschappelijke ontwikkelingen, is het wetsvoorstel tot modernisering van de Wet op de lijkbezorging tot stand gekomen. Het is de bedoeling dat de nieuwe wet, genaamd ‘Wet bestemming lichamen van overledenen’, de huidige wet vervangt. In deze blog worden de belangrijkste wijzigingen die de vernieuwde wet meebrengen op een rijtje gezet.
Taalgebruik
Omdat bepaalde termen in de Wet op de lijkbezorging als niet meer van deze tijd worden beschouwd, zijn deze in het wetsvoorstel aangepast. Zo is het woord ‘lijk’ vervangen door ‘het lichaam van de overledene’, en ‘lijkbezorging’ door ‘bestemming’. Verder wordt ‘lijkschouw’ voortaan aangeduid als ‘schouw’ en ‘lijkschouwer’ als ‘schouwarts’.
Alkalische hydrolyse
In de huidige Wet op de lijkbezorging zijn vier mogelijke bestemmingen opgenomen: cremeren, begraven, het afstaan van het lichaam aan de wetenschap, en in bijzondere gevallen het zeemansgraf. In het wetsvoorstel wordt daar alkalische hydrolyse, oftewel resomeren, aan toegevoegd. Hierbij wordt het lichaam van de overledene in een resomeermachine geplaatst en opgelost in een vloeistof bestaande uit heet water en kaliumhydroxide. Na een proces van drie tot vier uur blijven slechts een restvloeistof en botresten over. Die botten kunnen net als bij een crematie worden vermalen tot een poeder en in een urn worden bewaard. Met deze mogelijkheid wordt tegemoet gekomen aan een al langer bestaande maatschappelijke behoefte. Zo werd in 2017 al een draagvlakonderzoek uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waaruit bleek dat een kwart van de Nederlanders resomeren zou overwegen indien dit tot de opties zou behoren. Bovendien is deze methode duurzamer dan begraven of cremeren.
Onderzoeksbevoegdheden overlijden
Verder schrijft het wetsvoorstel nieuwe regels voor omtrent het vaststellen van de identiteit van de overledene en de oorzaak van het overlijden. Om dit proces te optimaliseren worden aan artsen en de politie ruimere bevoegdheden toegekend. Zo komt bijvoorbeeld aan de schouwarts de bevoegdheid toe om nader onderzoek te doen indien het vermoeden bestaat van een niet-natuurlijk overlijden. In bepaalde gevallen kan de politie ook verder onderzoek verrichten indien de politiemedewerkers eerder ter plaatse zijn dan de schouwarts.
Wijze van begraven
Bovendien wordt met de vernieuwde wet begraven binnen 24 uur vergemakkelijkt. Momenteel kan een lichaam in beginsel niet eerder dan 36 uur na het overlijden worden begraven. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt, waarbij echter wel toestemming nodig is van zowel de officier van justitie als de burgemeester van de gemeente waar de persoon is overleden. Met de nieuwe wet verdwijnt de 36-uurs termijn waardoor toestemming dus niet meer is vereist. Dit is met name van belang voor begrafenissen binnen de Joodse en Islamitische godsdienst, waarin het gebruikelijk is om het lichaam binnen 24 uur te begraven. Voor crematie blijft een termijn van 36 uur gelden, welke termijn ook van toepassing zal zijn op resomeren. Bovendien wordt het mogelijk om samen begraven of gecremeerd te worden.
Ophalen asbus
In het wetsvoorstel wordt ook de termijn voor het ophalen van de asbus verkort van een maand naar veertien dagen. De KNB stelt zich in een reactie op de internetconsultatie kritisch op ten aanzien van deze bepaling. Volgens de KNB hebben nabestaanden met de huidige termijn van een maand voldoende tijd om het testament in te zien. Hierin kan de overledene wensen ten aanzien van de asbestemming hebben opgenomen. Een termijn van veertien dagen geeft vaak niet genoeg tijd voor goed overleg, wat bijvoorbeeld tot problemen kan leiden wanneer conflicten bestaan tussen erfgenamen. Hier komt volgens de KNB nog bij dat erfgenamen de notaris vaak pas na de uitvaart benaderen en het testament meestal niet eerder dan een week na het overlijden raadplegen. In de tussentijd kunnen al onomkeerbare beslissingen zijn gemaakt ten aanzien van de as.
Wordt vervolgd
Het conceptwetsvoorstel ‘Wet bestemming lichamen van overledenen’ is eind 2024 in consultatie gegaan. Het voorstel zal nu worden aangepast, waarna het wordt aangeboden aan de Raad van State. Hierna zal het voorstel nog door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer moeten worden aangenomen. Kortom: er is nog een lange weg te gaan voordat de nieuwe wet in werking zal treden.