Plaatsen mantelzorgwoning vanaf 1 november 2014 (meestal) vergunningvrij
Vanaf 1 november 2014 zal het – onder bepaalde voorwaarden - mogelijk worden om een mantelzorgwoning zonder vergunning aan een bestaand huis aan te bouwen of in een tuin of op een erf te plaatsen.
Gezien het feit dat op 1 januari 2015 de Wmo 2015 in werking treedt, is de verwachting dat het aantal mantelzorgwoningen in Nederland vanaf volgend jaar exponentieel zal toenemen.
Gemeenten worden op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het ondersteunen van zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking of met medische problemen. Mensen moeten zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving blijven wonen. Als iemand niet meer in zijn eigen huis kan wonen, dan is een mantelzorgwoning een alternatief. De zorgbehoevende neemt zijn intrek in een mantelzorgwoning die wordt geplaatst in de tuin van de mantelzorger.
Ook kan het zo zijn dat de zorgbehoevende wel in zijn eigen huis blijft wonen en er voor de mantelzorger een mantelzorgwoning in de tuin wordt geplaatst.
In verband met deze maatschappelijke ontwikkelingen wordt het per 1 november 2014 eenvoudiger gemaakt om huisvesting bij woningen te kunnen realiseren voor het verlenen van mantelzorg.
Dat de juridische aspecten van een mantelzorgwoning in de praktijk een grote rol kunnen spelen, blijkt uit de uitspraak van 27 augustus 2014 van Rechtbank Noord-Nederland. Het ging hier om een procedure die een oudere mevrouw tegen haar zoon had aangespannen. Centraal in deze zaak stond de mantelzorgwoning die was gebouwd op het erf van deze zoon.
De volgende familiegeschiedenis ging aan de rechtszaak vooraf.
De zoon en diens echtgenote besluiten in 2009 op hun erf een zogeheten ‘zorgwoning’ te bouwen. De ouders van de zoon hebben een toenemende zorgbehoefte, omdat de vader ongeneeslijk ziek is. De zorgwoning wordt in 2010 gerealiseerd. De ouders nemen de kosten van de realisatie van de woning (€ 100.000) voor hun rekening.
In mei 2010 overlijdt vader. Moeder heeft in de periode na het overlijden van haar man te kampen met uiteenlopende medische en psychische problemen. De verstandhouding tussen moeder en zoon raakt verstoord. Eind 2012 verlaat moeder de zorgwoning en verhuist zij naar een huurwoning.
In 2013 ontvangt de zoon een brief van de advocaat van zijn moeder, waarin het bedrag van € 100.000 door moeder wordt terug geëist op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
Er volgt een procedure bij de Rechtbank. Daarin stelt moeder dat de zorgwoning door natrekking eigendom is geworden van de zoon en dat hij daardoor ongerechtvaardigd is verrijkt.
De zoon meent dat geen natrekking heeft plaatsgevonden, zodat de zorgwoning eigendom is gebleven van zijn moeder. Hij vordert een verklaring voor recht dat hij bevoegd is de zorgwoning te slopen en van zijn grond te verwijderen zonder dat zijn moeder nog aanspraak kan maken op enige vergoeding of dat zijn moeder wordt veroordeeld om de woning te verwijderen.
De Rechtbank overweegt dat voor beantwoording van de vraag of de zorgwoning door natrekking eigendom van de zoon is geworden niet bepalend is hoe deze woning in technisch opzicht met de grond is verbonden.
Bepalend is of de zorgwoning duurzaam met de grond is verenigd doordat de zorgwoning naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven (art. 3:3 BW). Uit het Portacabin-arrest blijkt dat bij beantwoording van de vraag of een gebouw of een werk bestemd is duurzaam ter plaatse te blijven, moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar is (Hoge Raad 31 oktober 1997, NJ 1998, 97).
In verband daarmee kent de Rechtbank in het bijzonder betekenis toe aan de bouwvergunning die door de gemeente werd verleend. Deze vergunning bevat een ontheffing van het bestemmingsplan voor het tijdelijk plaatsen van een zorgwoning voor zolang de behoefte hiervoor bestaat. Hieruit trekt de Rechtbank de conclusie dat de bouwer de zorgwoning niet heeft bestemd om deze duurzaam ter plaatse te laten blijven. Er kan niet worden aangenomen dat voor derden een andere -wel duurzame- bestemming kenbaar is geweest.
De zorgwoning is dus niet bestemd om duurzaam op het erf van de zoon te blijven staan, zodat van natrekking geen sprake kan zijn. De Rechtbank merkt de zorgwoning aan als een roerende zaak, waardoor het beroep van de moeder op ongerechtvaardigde verrijking niet wordt gehonoreerd. Volgens de Rechtbank mag de zoon de zorgwoning van zijn erf verwijderen en zo nodig slopen. De zoon moet de zorgwoning of de bouwmaterialen die na de sloop daarvan resteren aan zijn moeder afgeven of de waarde daarvan aan haar vergoeden.
Rechtbank Noord-Nederland, 27 augustus 2014, nr C-19-102483, ECLI:NL:RBNNE:2014:4103
Mantelzorgwoning in databank BRON
In databank BRON vindt u praktische informatie over de mantelzorgwoning. U vindt onder meer de aanpassingen in het Besluit omgevingsrecht, zoals die op 1 november 2014 in werking zullen treden Ook wordt aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om een mantelzorgwoning zonder vergunning te mogen plaatsen. Als niet wordt voldaan aan de in de betreffende regelgeving gestelde eisen van een mantelzorgwoning, dan moet ook na inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving nog steeds een vergunning worden aangevraagd.
Andere berichten
- Hof Arnhem-Leeuwarden 2 mei 2023: de niet-ingeschreven kavelruilovereenkomst
- Een nieuwe wet aan het firmament: De ‘Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie’, ter voorkoming van malafide beëindiging van rechtspersonen via turboliquidatie
- De welwillendheidsbeslissing: over de (on)wil van rechters en formulering in notariële akten